13 maart 2020

Auteur: Patrick de Looff

Loondoorbetaling tijdens werktijdverkorting

We krijgen de laatste dagen veel vragen over de werktijdverkorting in verband met de corona-pandemie en het recht op loon in die situatie. Wie draagt de financiële gevolgen van de werktijdverkorting, te weten het verschil tussen de werkloosheidsuitkering (WW-uitkering) en het reguliere salaris? Komt dat verschil terecht bij de werknemer of de werkgever?

Werkgevers zijn op basis van de huidige wetgeving – zoals deze geldt per 1 januari 2020 – strikt genomen vrijgesteld van de loondoorbetalingsplicht voor de uren die een werknemer in het kader van de werktijdverkorting niet werkt. Dat kan anders zijn als in cao of arbeidsvoorwaardenregeling is afgesproken dat het loon geheel of gedeeltelijk toch wordt doorbetaald. Is er niets in een CAO of arbeidsvoorwaardenregeling geregeld,  dan geldt gedurende de werktijdverkorting dat de werknemer voor de uren waarop hij niet werkt, géén loon ontvangt, maar alleen een WW-uitkering die de werkgever ontvangt van UWV op basis van de Regeling WTV.

Dit is bij veel werkgevers niet bekend. De uitzondering op de verplichting om loon door te betalen bij werktijdverkorting is opgenomen (of “verstopt”) in de nieuwe Regeling Onwerkbaar weer, die sinds 1 januari 2020 geldt. Het was echter vermoedelijk niet de bedoeling dat dit in deze situatie zou leiden tot het verlies van loonaanspraken door werknemers. De overheid meent dat er tijdens werktijdverkorting door werkgevers gewoon het gehele salaris doorbetaald zou moeten worden (zoals vóór 1 januari 2020 ook het geval was) en communiceert dat ook zo op haar eigen websites, maar er zou dus wel eens nadere regelgeving voor nodig kunnen zijn om dat daadwerkelijk wettelijk verplicht te maken.

In de praktijk betalen werkgevers echter hoe dan ook vaak het (volledige) loon ook tijdens werktijdverkorting door, voor zo lang als dat gaat. Werkgeversorganisaties VNO-NCW, MKB-Nederland en AWVN roepen werkgevers expliciet op om het loon aan werknemers door te betalen tijdens de uren waarop de werknemer niet werkt in verband met werktijdverkorting, uiteraard voor zover mogelijk en financieel haalbaar.

Werkgevers ontvangen van UWV na afloop van de betreffende WTV-periode  op grond van de Regeling WTV van UWV een WW-uitkering van 75% van het salaris voor de eerste twee maanden, en 70% voor de periode daarna, tot het niveau van het maximum dagloon (op dit moment EUR 4.769,34 bruto per maand). Dat zouden werkgevers dus minimaal moeten betalen aan werknemers in een periode van werktijdverkorting. Als het daarbij blijft, dan betekent dat voor werknemers een terugval in inkomen, die nog groter is voor werknemers met een salaris boven het maximumdagloon.

Er is op dit moment veel discussie over de loondoorbetaling en er wordt gezocht naar een passende oplossing voor deze bijzondere situatie. Dat er nu formeel – sinds 1 januari 2020 – geen loondoorbetalingsplicht geldt in geval van werktijdverkorting sluit niet aan bij het doel van de Regeling WTV en wordt door velen als problematisch gezien. Mogelijk komt er alsnog een nieuwe ministeriële regeling die werkgevers verplicht  tot doorbetaling loon in dit geval van werktijdverkorting. Hierover zal in de komende periode meer duidelijkheid komen.

Tags: corona, corona-crisis, regeling onwerkbaar weer, regeling wtv, werktijdverkorting
vorige artikel